Voor de volgers die zich vervelen, een triest Kerstverhaal
Edo Maas hield aan ongeluk complete dwarslaesie over: ‘Mijn wielercarrière is van me afgepakt’
Door Iwan Tol
Het leven van wielrenner Edo Maas (19) veranderde dit jaar in één harde klap tijdens de Piccolo Lombardia. Hij hield er een complete dwarslaesie aan over. Een een besef. ‘Mijn ongeluk mag niet vervagen. Anders is straks iemand anders aan de beurt.’
Edo Maas waant zich veilig, die zesde oktober 2019. Hij is bezig met de afdaling van de Madonna del Ghisallo, om terug te keren in het peloton, als plotseling een auto vanaf een zijweggetje het parcours opdraait. Maas kan de auto niet meer ontwijken en knalt met een snelheid van zo’n 70 kilometer per uur frontaal op de flank. In het ziekenhuis in Milaan wordt een complete dwarslaesie vastgesteld. Vanaf zijn borstbeen is hij blijvend verlamd.
Twee maanden later, in een koffiezaakje in Utrecht, pal tegenover revalidatiecentrum De Hoogstraat, parkeert Maas zijn rolstoel aan een lange tafel. De serveerder vraagt of hij misschien slagroom bij zijn chocomel wil. ‘Welja, doe maar’, zegt hij met een wrang glimlachje. ‘Ik hoef toch niet meer op mijn gewicht te letten.’ Hij lijkt bijna te schrikken van zijn grapje.
Talent
Maas is een 19-jarige Rotterdammer, die op zijn elfde stopt met hockey en via een vriendje op de fiets belandt – ‘een witte Peugeot met de versnelling op de buis’. Hij blijkt uitzonderlijk goed uit de voeten te kunnen op de fiets: in 2016 wordt hij Nederlands kampioen bij de nieuwelingen, een jaar later wint hij de Belgische klassieker E3 Harelbeke voor junioren. Reden genoeg voor Sunweb om hem aan te trekken voor het belofteteam. Op de ploegpresentatie van 2018 staat hij pal achter Tom Dumoulin, stralend. Een bestaan als prof gloort.
Tot die zesde oktober.
Maas wil best over het ongeluk praten, al is het maar omdat praten helpt. Alleen liever niet met zijn gezicht op de foto. Het is gehavend en zit vol littekens, als gevolg van operatieve ingrepen aan zijn aangezicht. ‘Dat vind ik nog moeilijk om te zien.’
Invaller
Aanvankelijk zou hij helemaal niet rijden in Lombardije, hij was reserve. Maar toen een ploeggenoot ziek werd, werd hij alsnog ingevlogen. Het is een van de vele ‘alsen’ die vaak door zijn hoofd schieten. Áls die jongen nou niet ziek was geworden, áls hij zelf nou wel had kunnen meekomen op de klim voorafgaand aan de fatale afdaling. ‘Met al die scenario’s over hoe het ook had kunnen lopen, kun je gerust een avond vullen’, zegt hij. Maar hij beseft ook: ‘Het heeft geen zin.’
Het wedstrijdverloop kan hij zich nog levendig voor de geest halen. Een klein groepje was weggereden en hij moest in het achtervolgende peloton zorgen dat zijn kopman in goede positie zat. ‘We reden door tunnels waar je geen hand voor ogen zag. Het is een wonder dat we dáár heelhuids zijn uitgekomen.’
Toen kwam de Madonna del Ghisallo, nota bene de beklimming waarlangs het kapelletje staat waar de Madonna del Ghisallo huist, de beschermheilige van het wielrennen. 15 seconden lag hij achter op het peloton. ‘De afdaling is heel makkelijk. Alle bochten lopen, je kunt vol door. Ik bleef die groep voor me zien. Langs de ploegleiderwagens ging ik naar beneden. De wagens rijden altijd rechts, de renners links. Ja, en toen kwam die auto van een zijweg het wedstrijdparcours op.’
Harde botsing
De automobiliste schrok zo van de wielrenners die op haar afraasden dat ze versteend stil bleef staan op de linker weghelft. Maas remde nog wel, maar er was geen ontwijken meer aan. Hij botste hard op de zijkant.
Jelle de Jong, zijn ploegleider, reed pal achter hem toen het ongeluk gebeurde. De Jong stabiliseerde direct zijn nek en bood eerste hulp. Maas was niet buiten bewustzijn. Daardoor herinnert hij zich soms flarden van de doodsangst die hij ervoer. Omdat zijn wang was doorboord met glassplinters stroomde het bloed rechtstreeks zijn keel in. ‘Ik heb om hulp geschreeuwd. Urenlang. Dat is doorgegaan tot aan het moment dat ik onder narcose werd gebracht Dat vind ik misschien nog wel het ergste van alles, dat ik zo’n extreme angst en stress heb gevoeld. Daar heb ik veel verdriet van. Ook dat mijn ploegleider dat allemaal heeft moeten meemaken.’
Met een ambulance werd hij naar Como vervoerd, maar het ziekenhuis daar was niet uitgerust om hem te behandelen. Met een traumahelikopter werd hij overgebracht naar Milaan, waar hij werd geopereerd aan zijn twee gebroken ruggenwervels. Drie dagen later werd hij wakker. Vanaf die tijd heeft hij weer herinneringen.
Hallucinaties
Door de morfine had hij de eerste dagen last van hallucinaties. ‘Ik zag mezelf lopend naar de dokter gaan. Ik had een tatoeage op mijn been laten zetten. Tot op de dag van vandaag zou ik zweren dat het echt is gebeurd. Daardoor had ik de ernst van de situatie niet meteen door.’
Maar toen de pijnstillers waren uitgewerkt, voelde hij dat hij zijn benen niet meer kon bewegen. Zijn ouders wisten al wat er aan de hand was. ‘Ik heb het rechtstreeks gevraagd aan de chirurg die me heeft geopereerd wat ik had. Hij vertelde dat ik een dwarslaesie T6 en T7 had. Ik studeer fysiotherapie, ik weet wel iets van het menselijk lichaam. Ik kon toen zelf wel uittekenen wat de consequenties waren.’
Wat doe je als je de diagnose ‘complete dwarslaesie’ hoort? ‘Huilen. Mijn vader is die nacht aan mijn bed gebleven. Dat was heel fijn. Voor hem moet het ook zwaar zijn geweest. De eerste dagen drong het niet eens goed tot me door wat er aan de hand was, ook door die hallucinaties waarin ik mezelf had zien lopen. Ik heb zelfs in een appje aan mijn vriendin gevraagd wanneer we weer zouden gaan fietsen. Pas nu, hier in De Hoogstraat, heb ik eigenlijk de tijd om te realiseren wat er is gebeurd.’
Somber
Soms, erkent hij, heeft de somberheid hem in de greep. Niet alleen zijn wielercarrière is in de knop gebroken, hij is ook een deel van zijn identiteit kwijtgeraakt. ‘Ik was altijd wielrenner. Nu ben ik die jongen in de rolstoel.’
Later zegt hij: ‘Wat ook lastig is: je zit hier in een mooie wijk met veel zondagfietsers. Ze hebben van die mooie fietsen. Die zie ik dan vrolijk voorbijkomen. Dat is confronterend.’
Geregeld vraagt hij zich af hoe het nu allemaal verder moet. Met zijn vriendin bijvoorbeeld. ‘We zien een toekomst met elkaar. Maar feit is dat zij een hele andere Edo heeft gekregen.’
Op andere momenten is hij weer strijdbaar. ‘Ik heb met mijn vriendin afgesproken dat we onze koffierondjes zullen blijven rijden. Zij met de racefiets, ik met een handbike. Ik wil een leven dat niet onderdoet voor mijn oude leven. Of misschien wel beter is zelfs. Als topsporter heb ik bijvoorbeeld nooit van het studentenleven kunnen proeven. Dat wil ik nu gaan oppakken. Anders was ik daar nooit aan toegekomen.’
Zijn kamer in De Hoogstraat hangt vol met kaarten. Via sociale media kreeg hij onder meer boodschappen van Christijn Groeneveld, de schaatser die bij een val in Inzell ook een dwarslaesie opliep, en van topsprinter Mark Cavendish. ‘Echt een gentleman.’
Lid van de ploeg
Van zijn ploeg ervaart hij alle steun. Teambaas Iwan Spekenbrink stond in Milaan naast zijn bed, al was hij toen nog onder narcose. Later, toen Maas kort in Rotterdam lag, spraken ze voor het eerst met elkaar. Sunweb beschouwt hem nog steeds als lid van de ploeg, verleent steun, helpt hem bij de juridische rompslomp en probeert hem betrokken te houden bij de ploeg. Hij werd zelfs al uitgenodigd voor de ploegpresentatie. ‘Maar daarvoor was het nog te vroeg.’
Het ongeluk van Maas was voor ploegen in het wielrennen aanleiding om een brandbrief naar de UCI te sturen. De koers moet veiliger, luidde de boodschap. ‘Het is opvallend dat er de laatste jaren veel ongelukken zijn gebeurd, dodelijke, maar ook gevallen zoals ik’, zegt Maas. ‘Het is moeilijk de vinger op de zere plek te leggen. In mijn geval was het een auto op het parcours. Lambrecht kwam tegen een stalen pijp terecht. Wout van Aert haakt in de Tour achter een dranghek en raakt zwaargewond. Zo heeft elk ongeluk zijn eigen verhaal.’
‘Vaak gaat het wonder boven wonder goed, maar je wilt niet weten hoe vaak er een auto op het parcours is tijdens de koers. Daar moet iemand of een organisatie verantwoordelijk voor zijn. Die dat kan verbeteren of veranderen. Ik denk echt wel dat de UCI ermee bezig is, maar soms lijkt het hun prioriteit niet is. Dan zijn ze wel bezig met de lengte van focking tijdritsokken, maar niet met de veiligheid van de parcoursen. Mijn ongeluk mag niet vervagen. Anders is straks iemand anders aan de beurt.’
Boos
30 januari is zijn ontslagdatum in De Hoogstraat. Ooit moet hij vrede krijgen met zijn situatie, beseft hij. ‘Anders kun je niet verder. Maar zover ben ik nog lang niet.’ Die automobiliste heeft geprobeerd contact te zoeken, maar dat wil hij nog niet. Het is de enige keer dat hij een afwerend gebaar maakt. ‘Ik word niet snel emotioneel. Maar als ik aan die vrouw denk, word ik heel boos. Zij kan nog lopen, ik niet. Mijn wielercarrière is van me afgepakt, zo voelt het wel.’
Onlangs was hij met zijn oud-ploeggenoten in de stad voor een etentje. Het werd ondanks al het verdriet zowaar gezellig. ‘Sterke verhalen vanuit de koers en zo.’ Gek genoeg voelt hij zich nog steeds wielrenner. ‘Misschien komt het ook omdat ik in deze periode anders vrij was geweest. Straks begint Omloop Het Nieuwsblad. Dan zal het moeilijker worden. Maar ik denk dat het pas echt moeilijk wordt als over een paar jaar de eerste jongens van mijn generatie gaan doorbreken. Dat je hen in de Tour ziet en denkt: daar had ik ook moeten rijden.’