Tour van ‘wielosofen’ is een ratjetoe geworden ★★☆☆☆
Wielrenner en filosoof Guillaume Martin wil erg graag laten zien dat heus niet alle sporters dom zijn. Daarvoor laat hij een heel peloton wijsgeren aanrukken, met een ratjetoe als resultaat.
recensie door Rob Gollin/ Volkskrant
Toen Guillaume Martin in 2017 voor het eerst in zijn wielerleven de Tour de France ging rijden, werd hij het middelpunt van een kleine hype. Dat had niets met zijn kansen te maken, de toen 24-jarige Fransman maakte deel uit van een sympathiek ploegje uit België, Wanty-Groupe Gobert. Hij wekte in Düsseldorf de nieuwsgierigheid van de media door zijn net afgeronde studie: hij had een master filosofie gehaald aan de universiteit Paris-Nanterre. Filosofie! En dan fietsen, uitgerekend de sport waarin domweg stoempen toch meer als kwaliteit wordt gezien dan nadenken over levensbeschouwelijke zaken? Le Monde vond de combinatie interessant genoeg om de renner kronieken te laten schrijven tijdens de Tour.
De belangstelling zal, vermoedt Martin, ermee te maken hebben dat mensen in de regel denken dat sporters een beetje dom zijn, ja, zelfs een beetje achterlijk, en ervan opkijken als iemand intelligent blijkt. Die premisse vormt het vertrekpunt van zijn boek Socrates op de fiets, waarvan de Nederlandse vertaling zojuist is verschenen. Het is een nogal aanvechtbare aanname. Denken ‘de mensen’ dat werkelijk? Of is het simpelweg de uitzondering op zichzelf die nieuwsgierig maakt, zoals de eerste Eritreeër in het peloton ook de aandacht trok?
Martin trekt in zijn boek alle registers open om aan te tonen dat intellect topprestaties niet in de weg staat – hij eindigde vorig jaar heel verdienstelijk als twaalfde in de Tour de France. Hij laat het peloton dat jaar in Düsseldorf niet van start gaan met alleen hem als exotische ‘wielosoof’, hij laat een heel team denkers debuteren. Ze komen uit Griekenland, de Tour is een landenwedstrijd geworden. Socrates is de kopman, Plato en Aristoteles zijn zijn helpers. Ook uit andere landen rijden wijsgeren mee. Nederland vaardigt Spinoza en Erasmus af. De coach van het Franse team is Jean-Paul Sartre. Dan krijg je pas koers!
Denkend fietsen
Dat uren zitten op het zadel denken niet in de weg staat, weet iedereen die weleens fietst. Onderweg vliegen de gedachten alle kanten op. Merkwaardig genoeg is het gevoel sturend: gaat het lekker, dan passeren vooral prettige herinneringen en vooruitzichten, ben je niet vooruit te branden, dan domineren de muizenissen. Alleen als het echt hard gaat, meandert er maar weinig in de geest. Dan wil je maar één ding: bijblijven.
Het past bij de al tamelijk ingesleten stelling in het boek dat hoofd en lichaam niet los van elkaar functioneren. Kijk maar hoe het werkt in het peloton, waarin begrippen als tijd en ruimte kunnen vervagen. Als dat zich in landerige etappes maar voortbeweegt, kruipt de tijd. Slaat de boel op hol, dan is het allemaal voorbij voordat je er erg in hebt. Het draait niet om de precieze afstand en hoe de benen die verteren, het is perceptie. ‘Hoofd en benen zijn broederlijk verenigd’, schrijft Martin al vroeg in het boek.
Hij wil vooral afrekenen met het vooroordeel over sporters met een laag IQ door te betogen dat zij twee vormen van intelligentie bezitten. De theoretische richt zich op alle kennis die nodig is om zo goed mogelijk te presteren: tactisch inzicht, het doorgronden van je tegenstanders. De praktische is het instinct om te reageren op gebeurtenissen. Daartoe traint de sporter zijn lichaam. ‘Dat doet het eigenlijke werk. Hij moet dezelfde bewegingen eindeloos oefenen en herhalen om er heer en meester over te worden, zodat hij onmiddellijk en altijd honderd procent adequaat kan reageren, in welke situatie dan ook.’ De conclusie: het lichaam is intelligent. ‘Of om het preciezer te zeggen: dat het lichaam zichzelf leert beter te functioneren op basis van de trainingsarbeid. Er is geen sprake van een top-down overdracht van theoretische competenties (van de geest naar het lichaam), maar van fysiologisch zelflerend vermogen.’ Inderdaad, het vereist wat concentratie om dit te doorgronden.
Ratjetoe
Het wordt makkelijker als de Tour eenmaal op gang is. Martin schrijft dan heel wat vlotter. In de beschrijving van de etappes vervlecht hij hier en daar filosofische denkbeelden, zij het oppervlakkig, bij wijze van spoedcursus. Hij laat Martin Heidegger – ook de Duitse ploeg schakelt filosofen in – al tijdens de eerste training in de greppel belanden. Dat komt ervan als je eist dat er alleen ariërs meerijden. Na de elfde etappe dicteert Karl Marx voor de microfoon een manifest, dat eindigt met het herkenbare en voorspelbare ‘Knechten aller landen verenigt u’. Een ratjetoe is Socrates op de fiets zo wel geworden. Om in het vocabulaire van de sport te blijven, ontbeert het boek een finish waarin alle gebeurtenissen in de koers en wat daaraan voorafging op hun plaats vallen. Er zijn wielosofen die fietsen in de geest van hun denkbeelden, anderen maken er een potje van.
Is het lichaam van de sporter intelligent, intelligenter zelfs dan dat van de niet-sporter? Het zou kunnen. Socrates zei het zelf: ‘De ware kennis bestaat erin te weten dat men niets weet.’ En dat zei hij al ruim voordat hij in de Tour van 2017 in de achtste etappe de aanval inzette door de Dionysos in hem los te laten, de god van de wijn en de feesten. Hij wist niet zo goed waaraan hij begon. De vraag dringt zich op of Martin het wel wist, toen hij zich aan dit boek zette.