Welkom! » Log in » Registreer een nieuw account

Boek van het Beest

Gepost door lodjan 
lodjan 07 december 2020 22:07
Het Beest spreekt: “Ik had cocaïne, speed en xtc nodig om profcoureur te kunnen worden”

December 7, 2020 wielerverhaal.

Als coureur kon hij urenlang rammen, waardoor hij in het peloton de bijnaam ‘Het Beest’ kreeg. Maar een depressie maakte begin 2017 wel een einde aan de carrière van Lieuwe Westra. De intussen 36-jarige naar Australië uitgeweken Nederlander kende een speciale carrière en vooral de weg ernaartoe verliep niet bepaald doorsnee. Het was alles of niks, zo was Westra. Het is eigenlijk een wonder dat hij überhaupt prof werd.

Als jonge knaap kon Westra al aardig fietsen, maar hij rookte wel als een ketter, dronk elke avond een paar biertjes en was zeker niet gewend om er door leeftijdsgenoten afgereden te worden. Westra was toen nieuweling en werd uitgenodigd voor de Ardennenproef van Rabobank. Maar die stage werd een fiasco voor hem, want het ging er serieus aan toe en de gewoontes die hij had opgebouwd, pasten daar klaarblijkelijk niet. Westra gooide zijn fiets aan de kant en raakte aan de drugs. Die jaren zonder 2-wieler had hij naar eigen zeggen nodig om later prof te worden.

Maar eerst werd Westra stratenmaker. Hij rookte nog meer dan voorheen en bij zijn wedstrijdgewicht van 67 kilo kwam 30 kilo spek. Zuipen en blowen, het was dagelijkse kost. Zo vertelt Westra letterlijk in zijn boek. Meer zelfs: een paar jaar lang gebruikte hij elk weekend cocaïne, speed, xtc en hasj. Hij schuimde met vrienden alle grote feesten af in Nederland, wel met de trein want niemand was in staat een auto te besturen. Deze schrijnende quote kan niet anders dan het dieptepunt te zijn geweest. “Zonder bier vond ik de feesten minder leuk want dan was ik te scherp van de drugs. En zonder drugs was het niet leuk, want dan was ik straalbezopen.”

Monaco

Westra nam na 5 jaar echter afstand van zijn gabberbestaan en zocht een nieuwe avondinvulling – overdag zat hij nog op zijn knieën straten te leggen. Op een dag ging hij naar een koers van zijn broer kijken en zo werd de Fries opnieuw coureur. Generatiegenoten van toen – jongens als Koen de Kort en Kenny van Hummel – stonden al op de doorbraak van een profcarrière. Kon Westra dat ook nog? Ja, dus.

Om geen tijd te verliezen, deed Westra alles in hoogste versnelling, wat een boel fantastische verhalen oplevert. In 2009, op zijn 27e, wordt Westra dan prof bij Vacansoleil. 2 jaar later maakt hij opmars naar de WorldTour. En in 2014 leidt hij kopman Vincenzo Nibali naar Tourwinst. Een leven in Monaco, om een nog betere coureur te worden, wordt uiteindelijk echter ook zijn ondergang.

Het lijkt een spectaculair boek en dat is het in bepaalde zin ook wel, maar de verhalen van Westra zijn én leuk om lezen én schetsen in welke tijd hij als coureur leefde en koerste. Vermakelijke lectuur voor een koude winteravond of perfect als kerstgeschenk.
El Chaba 07 december 2020 22:11
Haha, mooi verhaal en zelfs enigszins herkenbaar.
Ik denk zelfs dat ik het ga kopen.
Sub Culture 07 december 2020 22:34
Het is mooi hoe hij van een leven vol rotzooi een cleane profrenner is geworden.
Ik denk met veel graagte terug aan de Parijs-Nice van 2012 waar hij Wiggins, de latere Tour en Olympische gouden medaille ITT het vuur meer dan aan de schenen legde.
lodjan 08 december 2020 06:54
Bradley Wiggins en het noodlot van de eeuwige verzamelaar

Frank Heinen over de verzamelwoede van Bradley Wiggins: “Kennelijk verzamelt Bradley Wiggins tegenwoordig bedrijfjes. Een mens moet wat.”

Gepubliceerd op:07/12 | 2020 HP de Tijd

Geschreven door:Frank Heinen

Het is 2001.

Marc Madiot en Martial Gayant van de Franse ploeg La Francaise des Jeux vertellen over hun plannen voor het nieuwe seizoen op een soort teambuildingsdagje waarbij de renners een stuk in het veld rijden. Terwijl Martial Gayant aan het woord is over de verwachtingen en de ambities, rijden zijn coureurs achter hem voorbij. Alleen de laatste niet: die glijdt op het natte gras onderuit, rolt een greppel in en blijft daar liggen.

Gayant praat nog een tijdje door en draait zich dan om.

De renner ligt er nog.

‘Da’s onze baanrenner,’ zegt Gayant moedeloos tegen de camera. ‘Allez Brad!’

Ik had al lang geen uitvoerige gedachte meer aan Bradley Wiggins gewijd. Ik zag hem nog wel eens, op Eurosport bijvoorbeeld. Daar kwam hij tijdens de Giro soms opeens in beeld, om iets toe te lichten wat iedereen al wel begrepen had. Wiggins is al lang niet meer de uitgemergelde atleet met het Playmobil-kapsel en de oogopslag van de bassist van een britpopband. Tegenwoordig draagt hij een zware baard, en truien die er modieuzer uitzien dan dat ze mooi zijn. Zijn lichaam vertoont wat kwabvorming hier en daar, en het Playmobil-haar is aan de tondeuse prijsgegeven.

Verder wist ik dat Wiggins sinds kort gescheiden was van zijn vrouw Cathy, en dat hij zijn eigen podcast bestierde waarin hij in een half-verstaanbaar Londens de sportactualiteit besprak en zijn eigen geschiedenis stukje bij beetje herschreef. Al met al leek hij me een tamelijk gemiddelde oud-topwielrenner. Ik herinnerde me van een verhaal dat ik ooit over hem las (nadat ik het eerst zelf geschreven had) dat hij een tamelijk obsessieve verzamelaar was, dat hij aan een stuk door boksmemorabilia en zeldzame gitaren naar zijn huis liet sturen en dat hij zich als jonge wielrenner voornam om zijn kelder te vullen met alle Belgische bieren die er bestaan. Een bijzondere vogel, maar in een volière vol bijzondere vogels: niet direct het meest bijzondere exemplaar.

Vorige week kwam het bericht dat een bedrijf van Wiggins failliet ging. Het was al het derde in zes weken tijd. Mijn oog bleef haken aan een zinnetje, achteloos neergepend door een redacteur van Cyclingnews.com: ‘It’s not clear what purpose the company served within Wiggins’ stable of businesses.’

Een stal vol bedrijven. Uitgemergeld, amechtig hijgend. Een start-upboerderij waar op een mistige ochtend tuut tuut tuut achterwaarts een veewagen het erf op gereden komt. De fiscus, klaar om weer wat beestjes naar het abattoir van het faillissement te rijden.

En de boer die het transport nakijkt tot het de hoek om is.

Kennelijk verzamelt Bradley Wiggins tegenwoordig bedrijfjes. Een mens moet wat.

Wiggins werd een Lineker-achtige coureur: zeldzaam geconcentreerd en efficiënt, al duurden die periodes vaak niet erg lang

Eigenlijk wilde hij liever voetballer worden. Nog altijd plaatst hij regelmatig foto’s van zichzelf in ouwe voetbalshirts online: deze zomer nog zijn Oranje-shirt van het EK ’88. Als jongen was hij fan van Arsenal, en van Gary Lineker, bij wie hij aanbelde om hem te vertellen hoe goed-ie ‘m vond. Lineker was niet thuis, maar dat gaf niet. Wiggins bewonderde Linekers concentratie, diens efficiëntie en diens voorkomendheid op het veld. Zelf werd hij een Lineker-achtige coureur: zeldzaam geconcentreerd en efficiënt, al duurden die periodes vaak niet erg lang: na zijn eerste Olympische gouden medaille kwam hij thuis, daalde af naar zijn kelder en vroeg zich opeens af wat je aan een verzameling bier had als je nooit eens proefde. Zoals hij eerst bierflesjes verzamelde, zo ging hij vanaf dat moment ook steeds vaker katers verzamelen. In tegenstelling tot veel andere topsporters leek Wiggins al midden in zijn hoogtijdagen door te hebben dat sport maar sport is. Toen hem, tijdens de Tour van 2012 (die hij zou winnen) werd gevraagd wat dat voor zijn leven betekende, antwoordde hij: ‘It’s not life. It’s not even reality. It’s bike racing.’

Dat was waar, en onzin tegelijk: de Tour winnen is niet het leven, en nauwelijks realiteit, maar de gevolgen ervan zijn niet te overzien. Wiggins wás er, hoger kon-ie niet. Ergens diep beneden hem lagen de scherven van wat ooit een minderwaardigheidscomplex moest zijn geweest van een zoon met een gewelddadige en eeuwig dronken vader uit een land dat nooit een Tourwinnaar zou kunnen voortbrengen, een jongen die zijn hele leven had geleefd volgens het motto dat ‘Kids from Kilburn don’t win the Tour de France’, en nu plots een nieuw motto nodig had. Zo obsessief als hij binnen een paar maanden bijna elk Belgisch biertje bij elkaar gescharreld had, zo had hij nu binnen enkele jaren alle wedstrijden gewonnen die er voor iemand met zijn talent bestaan. Maar iedere verzamelaar weet: het vervolmaken van de verzameling betekent slechts een kort moment van vreugde. Direct erna volgt het besef dat de leegte in jezelf nooit helemáál door bierflesjes of boksfoto’s of gele truien kan worden gevuld. De verzamelaar floreert bij een onaf bestaan.

Een paar weken na die Tour zat Wiggins op een galadiner aan tafel met Domenico Dolce en Stefano Gabbana. Ze wilden graag met hem op de foto, ze bewonderden hem zeer. Voor iemand die zijn leven lang brandstof heeft kunnen putten uit een woekerend minderwaardigheidscomplex is zo’n ervaring behoorlijk funest. Die avond begreep hij dat de hele wereld hem kende, maar dat hij nauwelijks wist wie hij zelf was. In dat verhaal van een paar jaar geleden werd hij een 1000 stukjes-puzzel van een blauwe lucht genoemd, waar iemand voor de grap tweehonderd stukjes van een puzzel van een blauwe zee bijgegooid heeft. En ik weet het, ik heb het zelf geschreven, maar: mán, wat treffend.

Dat er in zijn hoofd ook een Bradley Wiggins woont die de Tour heeft gewonnen, dat kan hij zich nog altijd nauwelijks voorstellen

Bradley Wiggins is nogal veranderd. Hij ziet er niet alleen uit als een drankzuchtige Arsenal-hooligan die zich heeft verkleed als een hipster die komt auditeren voor de rol van koninklijke tuinman in The Crown; steeds vaker ook verhaalt hij tussen alle piepjes door waarvoor je zelfs de fucks moet invullen over zijn zwakheden, zijn angsten, zijn twijfels. Hij schrijft dingen op Twitter als: ‘Reflecting on the simple things you have can be so uplifting! What are you grateful for today?’

De Wiggins van 2012 had de Wiggins van 2020 met vaste hand in mootjes gehakt. Nog altijd bestaan er allerlei versies van hem die hij in zijn eigen hoofd steeds iets beter bij elkaar lijkt te kunnen brengen. Dat er in zijn hoofd ook een Bradley Wiggins woont die de Tour heeft gewonnen, dat kan hij zich nog altijd nauwelijks voorstellen, al doet hij nog zo zijn best. Elke keer dat ik aan al die uiteenlopende Bradley Wigginsen denk, beland ik bij die keer dat hij zijn sleutelbeen brak in de Tour van 2011. 

Zijn val was live in de hele wereld te zien. 

Eenmaal in de teamauto belde hij naar huis, om eventuele ongerustheid de kop in te drukken. 

Zijn dochter Bella nam op.

Zonder hem te begroeten riep ze: ’Bradley Wiggins is gevallen!’

‘I know he has,’ antwoordde haar vader.
Luijt 08 december 2020 09:23
“Zonder bier vond ik de feesten minder leuk want dan was ik te scherp van de drugs. En zonder drugs was het niet leuk, want dan was ik straalbezopen.”

Zo is net maar net.
Sorry, alleen geregistreerde gebruikers mogen berichten plaatsen in dit forum.

Klik hier om in te loggen