Welkom! » Log in » Registreer een nieuw account

Interview met Herman Ram in de Volkskrant

Gepost door Poggio 
Poggio 28 augustus 2021 11:20
Mark Misérus

Hoe vaak bent u aan deze tafel bedrogen door sporters?
Herman Ram lacht, in zijn werkkamer op het kantoor van de Dopingautoriteit in Capelle aan den IJssel. ‘In een aantal gevallen: zonder meer. Daar kwam ik pas achter toen ze hun verhaal later in de media vertelden. Sommige sporters verdienen een tien met een griffel voor de verhalen die ze hier hebben opgehangen. Maar we twijfelen er niet aan dat 65 tot 70 procent van alle overtredingen van de dopingregels met opzet is begaan. Dus in die context wordt er keihard gelogen.’

Wetenschappelijk medewerker Olivier de Hon, die ook vanaf het begin bij de Dopingautoriteit werkt, zegt dat u zich harder bent gaan opstellen in dopingzaken. Ook omdat sporters meer uit de kast trekken.
Ram, even van zijn stuk gebracht: ‘Dat is waar ja. Het is juridisch verhard. Interessant, ik wist niet dat hij dat tegen jou had gezegd.’

Maar klopt het?
‘Ik denk het wel. We zijn van twee zwakke stichtingen geworden tot wat we nu zijn. Een sporter die nu naar de Dopingautoriteit komt, weet dat hij niet met een paar nitwits te maken heeft. En als hij dan ook nog de strijd aangaat met een advocaat en een deskundige, en nog een en nog een, ja, dan gaat het hard tegen hard. En wij kunnen verdomd hard schoppen.’

Jullie leveren het bewijs voor vaak lange straffen die einde carrière voor een sporter kunnen betekenen. Die zijn daar niet blij mee.
‘Toch zijn de incidenten met verbale agressie beperkt. Ze zijn er natuurlijk wel. Sporters en zeker hun omgeving willen nog weleens uit hun slof schieten. We hebben te maken met over het algemeen jonge sporters – soms zo jong dat hun ouders nog voor ze zorgen. Dat contact met die ouders verloopt niet altijd even vriendelijk.

‘Van onze kant is er vaak geen twijfel: er is iets in het lichaam gevonden dat daar niet thuishoort. Maar ouders gaan meestal zonder meer uit van de onschuld van hun kind. Een sporter vindt het daarom makkelijker aan mij te vertellen dat hij doping heeft gebruikt dan aan zijn ouders of zijn vriendin. Die drempel is veel hoger.’

Daar zit schaamte bij.
‘Zeker in gezinnen die heel erg hebben meegewerkt aan de carrière van hun kind. Je rijdt ze naar het sportveld, je pompt de ballen voor ze op, je doet alles voor ze. Dan is het is bijna niet te verwerken als er doping in het spel blijkt.’

Wij komen het niet te weten als jullie schikken met een sporter. Zo’n sporter is dan zogenaamd een tijd geblesseerd, terwijl hij eigenlijk zijn straf uitzit.
‘Als een sporter dat zo wil afhandelen, staat hem dat vrij. Het is ook niet voor niets. Publiciteit kan een sporter veel harder raken dan de schorsing zelf. Er zijn ook echt sporters – niet veel, hoor – die tegen ons zeggen: je mag me levenslang geven, en lijfstraffen zijn ook goed, als het maar niet bekend wordt dat ik doping heb gebruikt.’

Omdat het stempel van dopinggebruiker zo op een sporter drukt.
‘Sporters kunnen er ontzettend onder gebukt gaan, zeker in sporten die nogal dopinggevoelig zijn. Als een wielrenner positief test, staat hij 6-0 achter voor de wedstrijd begint. Want zijn omgeving zal zeer hard oordelen over wat er is gebeurd. Dat is een hard gelag.’

Rond de 250 dopingzaken handelde Ram (64) sinds zijn aantreden in 2006 af als directeur, later als voorzitter van de Dopingautoriteit. De tijden zijn veranderd, constateert hij kort voor zijn vertrek. Nederland kijkt ‘minder naïef’ naar zijn eigen sporters, vindt hij.

De aanpak van doping had vroeger nauwelijks prioriteit. ‘In Nederland heerste tot in de jaren negentig de gedachte: onze jongens en meisjes sporten op een bruine boterham en een glas melk. Nederland controleerde ook niet, iedereen was ervan overtuigd dat je toch niks zou vinden. Toen die controles er in de jaren negentig kwamen, regende het dopingzaken. Marginale zaken, maar toch.’

Tegenwoordig overlegt het case management van de Dopingautoriteit, bestaande uit onder meer de voorzitter, wetenschappers, iemand van intelligence en een jurist, over de actuele dopingzaken. Dat zijn vooral technische discussies, zegt Ram, nooit gaat het over de vraag ‘of een sporter zielig is’. Wel of de uitleg van een sporter geloofwaardig is en of hij kan bewijzen dat hij niets verkeerds heeft gedaan. Daarom raadt de Dopingautoriteit sporters aan hun aankoopbonnetjes van medicijnen en voedingssupplementen te bewaren.

Waarom gebruikt een sporter doping? Is er een rode draad in die 250 zaken aan te wijzen?
‘Dat is een van de belangrijkste, maar meest complexe vragen in ons vak. Om met het sociologische aspect te beginnen: het hangt erg van de context van de sporter af. In een omgeving waar verboden middelen de standaard zijn, is het normaal om mee te doen. Bijvoorbeeld in diverse sportscholen. Zo’n sporter doet in zijn eigen bubbel niks raars.’

En de psychologische kant?
‘De fundamentele vraag is: wat is het normbesef van een sporter? Sommigen zijn onkwetsbaar voor dope, omdat ze het verwerpelijk vinden. Maar je hebt ook de pragmatici, die maar één argument hebben: word ik gepakt? En alles ertussenin. In ons onderzoek naar het wielrennen (in de nasleep van de bekentenis van Lance Armstrong, red.) spraken we renners die er zo veel last van hadden dat ze de fout in waren gegaan, dat ze jaren later toch maar bekenden.’

Ik kan me voorstellen dat je na twintig sporters die epogebruik ontkennen, de 21ste keer denkt: waarom zou ik jou wel geloven?
‘Nee! Dat heb ik helemaal niet. Al is het ondenkbaar dat je epo per ongeluk in je lichaam krijgt, want het zit niet in supplementen en een sporter die het om medische redenen nodig heeft, zit niet op de fiets. Niettemin: elk verhaal is een verhaal. En daar luisteren we heel neutraal en aandachtig naar. We nemen pas een standpunt in als we een advies schrijven aan de tuchtcommissie van een sportbond. Die bepaalt uiteindelijk de strafmaat.’

Hoe zijn die gesprekken met zo’n sporter?
‘Vaak best emotioneel. Voor mij is altijd belangrijk geweest dat ik dit werk doe voor een schone sport, ten dienste van de sporter. Of dat werkt, weet je pas als een sporter tegenover je zit. Dan word je ook geconfronteerd met de ellende die dit vak heeft aangericht. Wij doen natuurlijk mensen heel veel pijn. Dat hebben de sporters meestal zelf veroorzaakt. Maar ik heb best vaak met ze te doen gehad.’

Bent u begripvoller geworden over dopinggebruik?
Meteen: ‘Nee. Maar ik ben er wel meer van gaan begrijpen. Natuurlijk snap ik de sporter die aan het eind van zijn carrière denkt ‘wie ben ik eigenlijk als ik stop?’ en daarom over doping nadenkt. Ik ben geen fatsoensrakker, geen moralist. Maar ik vind ook: als we regels met elkaar afspreken, houden we ons daar aan.’

De meeste dopingzaken zijn kristalhelder, wil Ram vooropstellen. Zeker als er epo of bepaalde spierversterkers in het spel waren, lag de uitkomst vaak al bij voorbaat vast. In zijn tijd bij de Dopingautoriteit zag Ram de standaardstraf voor opzettelijk dopinggebruik verdubbelen, van twee naar vier jaar.

Soms ook was er de twijfel. Als een sporter buiten zijn schuld om gestraft dreigde te worden, maar niet kon aantonen dat hij niets verkeerds had gedaan. ‘En omdat hij het niet kan bewijzen, kunnen wij het ook niet.’

Ram brak zijn hoofd over sporters die mogelijk onterecht beschuldigd werden, zoals zwemster Kyra Toussaint. Ze bleek vals positief, door een fout in het laboratorium en werd vrijgesproken. Ram en de Dopingautoriteit stonden Toussaint op de achtergrond bij tijdens haar zoektocht naar de waarheid.

Herman Ram: De paralympiërs willen emanciperen, maar als het over doping gaat, hoor ik veel te vaak het argument ‘dat wij toch maar gewoon paralympische sporters zijn’. Daar moet je bij mij niet mee aankomen.’ Beeld Linelle Deunk
Herman Ram: De paralympiërs willen emanciperen, maar als het over doping gaat, hoor ik veel te vaak het argument ‘dat wij toch maar gewoon paralympische sporters zijn’. Daar moet je bij mij niet mee aankomen.’Beeld Linelle Deunk
Er wordt veel gevraagd van de topsporters die jullie soms voor dag en dauw controleren.
‘Zeker. En natuurlijk is de vraag hoe ver je daarmee kunt en moet gaan. Er zijn 250 tot 300 sporters die hun whereabouts moeten opgeven (en in ieder geval één uur per dag moeten melden waar ze zijn, om op doping gecontroleerd te kunnen worden, red.). Zulke sporters weten dat ze in het buitenland niet bij het eerste het beste voedselstalletje moeten gaan eten.

‘Zij hebben ook geen moeite met de eisen die je aan ze stelt. Maar er zijn er ook die graag topsporter zijn, behalve als het niet uitkomt. Op Instagram weten ze zich ontzettend te positioneren, ook richting sponsoren. En dan komen ze bij mij en zeggen ze: ik ben ook maar een boerenlul.

‘Dat speelt nog erger in de paralympische wereld. De paralympiërs willen emanciperen, maar als het over doping gaat, hoor ik veel te vaak het argument ‘dat wij toch maar gewoon paralympische sporters zijn’. Daar moet je bij mij niet mee aankomen.’

Op de vraag waarmee de Dopingautoriteit gebaat zou zijn om meer zaken te kunnen oplossen, antwoordt Ram: strafrechtelijke middelen. Tegelijk is hij er faliekant op tegen – en vindt hij het onvoorstelbaar – dat de organisatie zich ooit zal bezighouden met het aftappen van telefoons en het onder ede horen van sporters. ‘Het zou totaal niet bij ons passen. Ik zou liever zien dat andere organisaties prioriteit aan dopingzaken geven. En dat de handel en opsporing ervan meer wordt aangepakt.’

Zoiets gaat er ook om hoe belangrijk je doping als land vindt.
‘We zitten in een wereld vol maatschappelijke problemen. De zwaartepunten voor justitie liggen bij ondermijnende activiteiten, terrorisme en internationale criminaliteit. En intussen voorkomen dat er nog meer afrekeningen plaatsvinden of journalisten na een studiobezoek aan hun einde komen.

‘Ga ik dan zeggen dat doping zo belangrijk is dat een stukje van die taart onze kant op moet? Eerlijk gezegd: dat zeg ik wel, maar vanuit maatschappelijk oogpunt is dat een lastige discussie. Daarbij is dopinggebruik niet strafrechtelijk vervolgbaar. En dat wil ik ook niet.’

Het gesprek heeft plaats terwijl Nederland in Tokio bezig is aan de succesvolste Olympische Spelen in de geschiedenis. Ram: ‘Het effect van een Nederlandse sporter die tijdens de Spelen wordt betrapt, zal gigantisch zijn. Dat is nooit gebeurd, maar de fall-out is dan niet te overzien.’

Omdat wij ons als kijker en sportliefhebber dan bedrogen voelen.
‘Natuurlijk! Sport bestaat, omdat het wordt geassocieerd met mooie dingen. Zuiverheid, doorzettingsvermogen, vriendschap en bovenal eerlijkheid. En dat wordt alleen maar erger. Sporters vertellen tegenwoordig meteen wie in hun omgeving is overleden, het publiek wordt er steeds meer bij betrokken. In die context kijkt het Nederlandse volk naar een ploeg waar ze trots op willen zijn. Pak de mensen dat maar eens af.’

Met welke blik kijkt u na 250 dopingzaken naar sport op tv?
‘Onbevangen, tenzij ik iemand bezig zie die al drie keer langs de rand van de afgrond is gegaan. Dat is zeker gebeurd, bij wedstrijden waarin iemand in een lopend onderzoek voorkwam of we het dossier niet rond kregen. Dan kijk ik wel met minder plezier.

‘Ik kijk ook minder sport dan vroeger. Ook omdat ik wat meer afstand wil houden. Sinds ik dit werk doe, ben ik bijvoorbeeld veel minder naar openingen van evenementen gegaan.’

U hebt geen vrienden in de sport, hebt u weleens gezegd.
‘En ik zit er ook niet op te wachten. Ik heb de leukste vrouw van de wereld, en een paar goede vrienden. Daar ben ik helemaal tevreden mee. Voor de rest interesseert het me geen zier. Ik probeer mijn mensen er ook elke keer op te wijzen: we zijn hier niet om aardig gevonden te worden. Want als je hard ingrijpt, is het de vraag of het gewaardeerd wordt. En door veel begrip te tonen, is het ook maar de vraag of het gewaardeerd wordt. Dus je doet het toch nooit goed.’
Prikdude 28 augustus 2021 12:08
Hoe eerlijk zijn de Paralympische Spelen?
'Het is tijd voor een waterdicht systeem'

Elke vier jaar laait de discussie over het classificatiesysteem en de eerlijkheid van de Paralympische Spelen weer op. Maar de afgelopen jaren lijkt de kritiek op het systeem steviger dan ooit. "Als er straks iemand goud wint, en iedereen ziet dat het onterecht is: dat moet je toch niet willen?"

Soms voelt oud-zwemmer Simon Boer zich een beetje een zeikerd, als hij er weer over begint. Maar hij vindt het onderwerp te belangrijk om te zwijgen. "De sport is te mooi, en het gaat te goed, om dit nog te hebben. Het past niet meer", zegt de man die deelnam aan de Spelen in Rio de Janeiro.

Esther Vergeer, chef de mission van de paralympische ploeg in Japan, herkent de discussie onder sporters. "Bij fysieke, maar ook bij visuele beperkingen, ga je soms twijfelen. Als je iemand iets ziet doen en je denkt dat er wordt gesjoemeld. Dat zou niet mogen kunnen. Dat zorgt voor onrust bij sporters." Ze wil dat Nederland voorop gaat lopen om tot een oplossing te komen.

Om deel te mogen nemen aan de Paralympische Spelen moeten sporters een van de tien door het IPC (International Paralympisch Comité) erkende beperkingen hebben. Vervolgens worden sporters ingedeeld in verschillende klassen op basis van de ernst van hun beperkingen. Om te bepalen in welke een klasse een paralympische sporter hoort, moet de sporter een test doen.

Volgens Boer gaat het daar mis. Bij sporten als zwemmen en atletiek is het belang voor sporters om in een 'eenvoudigere' klasse te komen groot. "Het kan het verschil zijn tussen een medaille halen en niet eens naar de Spelen kunnen". En dus ligt de verleiding om te sjoemelen op de loer.

"Er zijn genoeg trucjes. Als je een spasme hebt, en je neemt een koude douche voor de keuring, dan sta je veel meer onder spanning dan als je rustig je bed uit komt", stelt Boer. "Als je iemand die moeilijk loopt vijf kilometer laat wandelen voordat die naar een keuring gaat, dan is diegene wel op z'n slechtst. Dit soort dingen gebeuren."

Zwemmen
Bewijzen heeft hij niet, maar hij vermoedt dat het veel gebeurt. "Je ziet het met het blote oog. Als er ineens een wereldrecord wordt verbroken met 10 seconden, je kunt mij veel vertellen, maar dan klopt er iets niet." Iedereen weet het, en iedereen in de paralympische wereld heeft het erover, aldus Boer.

Zijn oud-collega's neemt hij het niet kwalijk. "Ik vind het logisch dat je de grenzen opzoekt. Dat hoort bij topsport." Maar dat het systeem het toelaat, doordat testen volgens hem onvoldoende wetenschappelijk zijn en soms niet langer dan een half uur duren, daar zit volgens hem het probleem.

Bestuurslid Rita van Driel van het IPC vindt de opmerkingen van Boer ongenuanceerd. "Als je dit hoort, denk je dat om de hele paralympische sport gaat. Maar het gaat om incidenten. Bovendien hoor ik deze geluiden vooral uit het zwemmen, waar het veel ingewikkelder is om mensen goed te classificeren."

“Als je alleen mensen met exact dezelfde handicap in dezelfde klasse wilt, dan heb je straks 200 klassen"
- IPC-bestuurslid Rita van Driel

De kritiek op het systeem is niet nieuw. Boer zelf liet zich er al eerder over uit. In 2000 werd de Spaanse rolstoelbasketbalploeg gediskwalificeerd, omdat een deel van het team nooit getest was. Vier jaar geleden werden door sporters in een BBC-radiodocumentaire ook al richting medesporters beschuldigingen geuit die probeerden te sjoemelen met het classificatiesysteem.

Volgens Boer is de kwestie steeds urgenter aan het worden. "De sport ontwikkelt zich razendsnel. We hebben te maken met commercials, sponsordeals. Dat groeit enorm, daar ben ik trots op. Alleen, het systeem van classificeren blijft achter."

Van Driel is dat wel met hem eens. "Idealiter zou de stroomversnelling die de sport nu doormaakt gelijke tred houden met de ontwikkeling van het classificatiesysteem, maar helaas is dat niet zo. Als je alles wetenschappelijk wilt onderbouwen, moet je jarenlang wetenschappelijk onderzoek doen. Dan ben je zo vijf of tien jaar verder."

Doping
"Volgens mij moeten we kijken of er een waterdicht systeem te maken is", stelt chef de mission Esther Vergeer. "Ook bij doping heeft dat lang geduurd. Dat is hier ook zo. Maar zo'n systeem, waarbij er rust komt voor de sporter, dat is echt iets waar wij prioriteit aan geven."

"Nederland is daar echt heel ver in. Wij hebben daarin een bepaalde mindset. Zo ver zijn ze niet overal. Wij willen dat gidsland wel zijn. Wij willen met de wereld praten: zien jullie dat nu ook, willen jullie met ons mee om dit te ontwikkelen?"

IPC-bestuurslid Van Driel waarschuwt voor te veel optimisme. "Idealiter zou je een pool van specialisten hebben die het als hun professie doen. Maar als je weet hoeveel mensen er geclassificeerd moeten worden, dan weet ik niet wie dat moet gaan betalen."

Bovendien denkt ze dat het systeem nooit waterdicht zal zijn. "Als je alleen mensen met exact dezelfde handicap in dezelfde klasse wilt, dan heb je straks 200 klassen. Voeg je verschillende handicaps bij elkaar, wat wij doen, dan krijg je discussie. Daarmee dealen, dat is de uitdaging waar we voor staan."
Eindhovuh 28 augustus 2021 13:12
Interessant stuk, bedankt.
Ik wist eerlijk gezegd niet dat straffen en dan een blessure faken gewoon beleid is. Ik dacht dat dat altijd een beetje gejoemel was van bepaalde bonden zoals bij schaatsen en tennis.
Maakt wel nieuwsgierig welke sporters dat zijn. Kramer en Nadal staan bij mij wel hoog.



1 keer gewijzigd. Laatste wijziging: 28/08/2021 13:12 door Eindhovuh.
El Chaba 28 augustus 2021 16:12
Dat dacht ik ook, ja. Dat verbaast me wel.
Luijt 29 augustus 2021 00:09
Kramer? Hoezo?
ton duk 29 augustus 2021 10:16
Eindhovuh Schreef:
-------------------------------------------------------
> Interessant stuk, bedankt.
> Ik wist eerlijk gezegd niet dat straffen en dan
> een blessure f aken gewoon beleid is.

Of stilzwijgend "onder curatele" gesteld worden en dan van ineens alleswinnaar weer de amper winnaar worden... Is dus gewoon UCI-beleid
Gr
Sorry, alleen geregistreerde gebruikers mogen berichten plaatsen in dit forum.

Klik hier om in te loggen