Foto Stefan Vanfleteren
Joop Zoetemelk: ‘Je bent en je blijft wereldkampioen; Of er nu één of twintig andere renners na je komen, dat staat er los van’
Ging hij het halen of zouden ze hem vlak voor de finish alsnog terugpakken? Joop Zoetemelk redde het, op 38-jarige leeftijd. Sinds 1985 mag hij uitleggen wat het geheim van zijn wereldtitel was. Een gouden tip voor Tom Dumoulin op deze zondag? ‘Hij moet de slimste zijn.’
Door Iwan Tol/ Volkskrant
Joop Zoetemelk schudt zijn hoofd. Nee, hij zou er geen problemen mee hebben, mocht Tom Dumoulin hem zondag opvolgen als wereldkampioen. ‘Je bent wereldkampioen en je blijft wereldkampioen. Of er nu één of twintig andere renners na je komen, dat staat er los van.’
Het is een zonnige vrijdagmiddag in een hotel in Nieuwerkerk aan den IJssel. Zoetemelk verblijft er, omdat hij een dag later meerijdt in een toertocht in Rotterdam. ’s Zomers rijdt hij gemiddeld een keer in de twee weken vanuit zijn woonplaats Germigny-l’Évêque, nabij Parijs, naar Nederland om met recreanten een stukje te fietsen. Zo houdt hij zijn conditie op peil en verdient hij ook nog een leuk zakcentje.
Zijn huid is gebruind. Voor een 71-jarige oogt Zoetemelk, gekleed in een sportieve polo, vitaal en energiek. ‘Deze zomer heb ik elke dag een rondje gefietst, omdat het zulk mooi weer was. Meestal rond de zestig, zeventig kilometer. Vroeger reed ik 40 kilometer per uur, nu is dat 25 kilometer. Maar zolang ik kan doen wat ik wil en ik er plezier in heb, kan ik er vrede mee hebben dat ik moet inleveren.’
Zoetemelk was in 1985 de laatste Nederlandse wereldkampioen op de weg, een zinnetje dat al 33 jaar in elke voorbeschouwing op het WK terugkomt. Het is de hoogste tijd voor een troonopvolger, vindt Zoetemelk. Hij gunt Tom Dumoulin, de man die hem als ronderenner al is opgevolgd, de titel. Maar hoe word je dat, wereldkampioen?
Zoetemelk was 38 jaar toen hij in het Italiaanse Giavera del Montello, een dorpje met nog geen 5.000 inwoners net boven Venetië, de regenboogtrui veroverde. ‘38 jaar en hij heeft ’m’, waren de gevleugelde woorden die NOS-commentator Mart Smeets die middag sprak. Dumoulin is nu 27 jaar. Mocht hij net als Zoetemelk pas op zijn 38ste wereldkampioen worden, dan is het in 2029.
Waarschijnlijk is Dumoulin dan al lang gestopt met wielrennen, denkt u niet?
Zoetemelk: ‘Als hij het wielrennen nog prettig vindt, en hij kan het leven wat daarbij hoort nog opbrengen, waarom niet?’
Daar zegt u het: hij vindt ook andere dingen interessant. Leven is voor hem meer dan wielrennen.
‘Hij heeft een heel andere achtergrond dan ik. Mijn vader was varkensboer, ik kwam uit de bouw. Op mijn 22ste kreeg ik de kans om beroepswielrenner te worden. Ik wilde maar één ding: nooit meer terug de bouw in. Dat was mijn drijfveer. Tom heeft gestudeerd. Hij staat er heel anders in.’
Herkent u zich in Tom als renner?
‘Als tijdrijder is hij veel beter. Ik was ook best een goeie tijdrijder, maar met limieten. Ik was misschien wel een betere klimmer. Maar het netto resultaat is hetzelfde. Ik vind hem vooral een mooie renner. Ze hebben hem goed op zijn fiets gezet.’
Niet alleen dát hij won, maar vooral de manier waarop was bijzonder aan de wereldtitel van Zoetemelk in 1985. Hij demarreerde niet uit de kopgroep, nee, hij sloop langzaam weg, meter voor meter. Pas toen hij er op kousenvoeten vandoor was gegaan, drie kilometer voor het einde, reageerden de vluchters. Maar toen was het te laat.
Het Noordbrabants Museum opende vorig jaar een expositie over de jaren tachtig. In de media noemde conservator Ad van Pinxteren destijds drie sleutelmomenten in het decennium: de opkomst van de computer, de val van de Muur en de overwinningen van Joop Zoetemelk.
Aan de telefoon verklaart hij: ‘Als we nu naar de Olympische Spelen gaan, wordt er van tevoren gezegd: zoveel medailles moeten we halen, anders hebben we gefaald. In de jaren zeventig waren we al tevreden met de tweede plaats. Denk maar aan de WK-finales. We hadden niets, maar klopten onszelf op de schouders, want we hadden toch maar mooi het beste voetbal laten zien. Joop was daar de personificatie van. Maar goed, toen kwam die zege op het WK. Toen kantelde alles. Hij liet zien: we kunnen dus wél winnen, en dan ook nog eens op een sluwe manier. Die WK-zege is een voorbode geweest voor hoe we nu sport beleven in Nederland.’
In Nieuwerkerk hoort Zoetemelk de woorden van Van Pinxteren een beetje beduusd aan. De serveerster vraagt of hij nog iets wil drinken. ‘Een wit wijntje graag.’ Mompelend, in zichzelf: ‘Half zes, dan mag het.’ Dan, over de uitleg van Van Pinxteren. ‘Mwoah. Beetje overdreven, vind je niet?’
Was het eigenlijk een bewuste actie om zo weg te sluipen?
‘Nee, niet echt. Nou ja, een beetje dan. Ik dacht: laat ik maar openen. Eens kijken wat er dan gebeurt.’
Zoetemelk zegt het wielrennen nog altijd op de voet te volgen. Hij is onder de indruk van de huidige generatie renners. ‘Maar’, luidt zijn kanttekening, ‘het zijn geen afmakers. Als Mollema met een groepje alleen aankomt, wordt-ie tweede. Dat geldt ook voor Poels en Dumoulin. Ze moeten alleen aankomen als ze wereldkampioen willen worden.’ Korte stilte. ‘Net als ik toen, ja.’
Voor Zoetemelk begon die middag in 1985 een zenuwslopende poging om uit de greep van de achtervolgers te blijven, onder wie thuisfavoriet Moreno Argentin, Stephen Roche, Johan van der Velde en Kim Andersen, zijn voormalige ploeggenoot uit Denemarken. Met 38 jaar was Zoetemelk in 1985 te oud om nog een grote ronde te winnen, maar voor een eendagswedstrijd als het WK had hij zich helemaal kunnen opladen.
Zoetemelk, alsof hij niet in Nieuwerkerk aan den IJssel is, maar in de finale in in Giavera del Montello: ‘Ik bleef gewoon in het zadel zitten. Nooit laten zien dat je aan het demarreren bent. Ik kijk onder mijn arm door en zie Corti komen, de knecht van Argentin. Hij komt dichterbij, dichterbij, maar hij redt het niet. Ik ga door. In de verte zie ik dat rode lappie hangen, van de laatste kilometer. Ik sprint er naartoe, haal adem en trek weer aan voor een sprint. Nu tot het bord 500 meter. Bij 200 meter dacht ik: ze pakken me niet meer terug. Maar toen sloeg de paniek toe. Ik dacht: er zal toch niet iemand voor me liggen? Dat ik die niet heb gezien? Ik heb toen naar het publiek gekeken. Aan hun reactie zag ik dat ik echt voorop lag. Ja, en dan? Dan steek je maar je handen de lucht in, hè.’
Jaren later, toen hij als ploegleider bij Rabobank een wedstrijd in Italië had, tikte een collega hem enthousiast op de schouders. ‘Joop, weet jij nog waar jij wereldkampioen bent geworden? Dat was hier!’ Maar Zoetemelk voelde geen enkele aandrang om te gaan kijken waar het mirakel had plaatsgevonden. ‘Het is ook maar gewoon een weg waar een finishlijn is getrokken. Wat wil je daar zien dan?’
Zoetemelk vertelt een paar keer in het gesprek dat hij trots is op zijn wereldtitel. Maar goed, dat is wat anders dan er zich op voor laten staan. Hij deelt met Dumoulin de afkeer van publieke verering. Dat ze hard op de pedalen kunnen trappen, dat maakt hen toch niet een bijzonder mens?
Heeft u het daar wel eens met Tom Dumoulin over gehad, die aandacht?
‘Nee, ik heb hem maar twee keer ontmoet. Bij zijn Giro-huldiging in Maastricht en bij de wielrenner van het jaar-verkiezing in Den Bosch. Tom heeft genoeg mensen om zich heen verzameld die hem een verstandig advies kunnen geven. Daar heeft hij mij niet voor nodig.’
Hoe ging dat in uw tijd, met journalisten?
Zoetemelk: ‘Die kwamen na de wedstrijd naar je hotel! Dan vroegen ze bij de receptie je kamernummer en klopten ze op je deur. Zaten ze aan je bed. Nu zit daar de perschef tussen. Vraag me niet of dat beter of slechter is. Het ging toen gewoon zo.’
Zit u op de sociale media?
‘Je bedoelt internet en zo? Zoetemelk neemt een slokje van zijn wijn. ‘Nee hoor. Ik blijf gewoon zoals ik ben.’
Tom is vorig jaar gestopt met de sociale media. Verstandig?
‘Als je in een grote ronde zit, dan is dat al zwaar genoeg. Als je dan ook nog ’savonds bezig bent met verhaaltjes vertellen op internet, dan lijkt me dat niet zinvol.’
Heeft u zijn nummer eigenlijk?
‘Ik heb een goed contact met perschef Bennie Ceulen van zijn ploeg. Als ik Tom wil feliciteren, doe ik dat via hem. Ik hoef het nummer van Tom niet.’
Zoetemelk reed in 1985 de woensdag voor het WK nog Veenendaal-Veenendaal. Met de oranje-ploeg, zodat ze de tactiek al een beetje op elkaar konden afstemmen. Van een hoogtestage, zoals Dumoulin die in aanloop naar het WK in Innsbruck afwerkte, had destijds nog nooit iemand gehoord. Zoetemelk: ‘Wij reden wedstrijden om in vorm te komen.’
Net als toen lopen ook nu, in Innsbruck, ploeg- en individuele belangen dwars door elkaar. De wegwedstrijd op het WK is de enige dag in het jaar waarop renners niet tégen elkaar maar mét elkaar moeten rijden. Dat maakt de wedstrijd interessant en ondoorgrondelijk tegelijk.
Zoetemelk zou in 1985 zijn Deense oud-ploeggenoot Kim Andersen een auto, Opel van het type Vectra, cadeau hebben gedaan, als dank dat hij hem niet terughaalde.
Zoetemelk beweegt fel zijn wijsvinger heen en weer als hij weer moet reageren: ‘Allemaal quatsch. Ik heb Kim in de wedstrijd niet gesproken. Na de koers ook niet.’
Maar heeft hij u wel geholpen toen?
‘Hij heeft het me in elk geval nooit verteld, in de zin van: ik heb voor jou dat gat laten vallen. Dan had ik misschien gezegd: wat wil je hebben?’
Waar komt dat verhaal van die Opel Vectra dan vandaan?
‘Geen idee. Niet van mij, en ook niet van Kim. En waarom een Opel Vectra? Ik weet niet eens hoe die er uitziet. Als het waar was, zou ik het gerust vertellen. Maar het is niet zo.’
Wel verklaarde Johan van der Velde, destijds rijdend in Italiaanse dienst, dat Moreno Argentin hem in de finale 250.000 gulden had aangeboden om de sprint aan te trekken. Het kwam er nooit van, omdat Van der Velde zijn landgenoot Zoetemelk niet wilde terughalen. Zoetemelk lacht tevreden. ‘Die sprint heeft Johan wel aangetrokken, maar voor de tweede plaats.’
Wist u dat dit speelde?
‘Ik heb dat verhaal wel meer gehoord, maar Johan heeft het er met mij nooit over gehad.’
Denkt u dat Dumoulin dit soort afspraken ook zou maken?
‘Als een renner in verloren positie rijdt, dan kan hij misschien nog zeggen: we regelen iets. Maar in de finale is het ieder voor zich.’
Dumoulin gaf na de Giro-winst zijn ploeggenoten een luxe espressoapparaat cadeau. Wat kregen uw ploeggenoten in 1985?
‘Niks. We hebben gewoon de pot verdeeld. Dat moet je wel goed regelen als je wereldkampioen wilt worden: je moet zorgen dat ze je de zege gunnen. Maar cadeaus gaven we niet. Renners verdienen nu veel meer. Dan geef je waarschijnlijk ook makkelijker iets weg.’
Op zolder, in Germigny-l’Évêque, heeft Zoetemelk een mini-museum ingericht. Twee originele truien uit zijn carrière heeft hij bewaard: de gele trui uit de Tour de France en de regenboogtrui van 1985, gekregen voor de podiumceremonie.
Wat is het voor trui?
‘Het is van een dikke stof. Nooit gewassen, want ik heb hem maar één keer aangehad. Die trui heeft altijd aan hangertje gehangen.’ Zoetemelk brengt zijn handen naar zijn kuit. ‘Hij hangt nu tot hier. Helemaal uitgerekt. Waardeloos ding eigenlijk.’
Waar schuilt de waarde wel in?
‘Het maakte mijn erelijst compleet. En het mooie is dat ik nog steeds aan die dag wordt herinnerd. Mensen vertellen altijd waar ze waren toen ik wereldkampioen werd.’
En?
‘De meeste mensen zaten gewoon thuis. Het spannendste vonden ze die laatste meters. Haalt hij het wel, haalt hij het niet? En toen ik het haalde, begonnen ze allemaal een potje te janken.’
Ik zat in het Feyenoord-stadion.
Glunderend: ‘Het werd omgeroepen, hè? Dat is me al vaak verteld. En niet alleen in dat stadion, overal hè?’
Zoetemelk vertelt graag over zijn wereldtitel uit 1985. Dat is niet altijd zo geweest. Zijn eerste vrouw was alcoholiste en domineerde hun huwelijk. Zoetemelk leidde een teruggetrokken leven. Na de dood van zijn vrouw kreeg hij een relatie met Dany. ‘Zij heeft gezegd: Joop, je moet weer naar buiten. Je bent wereldkampioen, borst vooruit.’
Samen met Dany zit Zoetemelk zondag voor de buis om te zien of een landgenoot hem eindelijk gaat opvolgen als wereldkampioen. Het kan, zegt hij, al lijkt het parcours in Innsbruck er op voorhand meer een voor klimmers met een korte versnelling in de benen, zoals Julian Alaphilippe en Alejandro Valverde, dan voor een stayer als Dumoulin.
‘Maar een WK is een WK’, zegt Zoetemelk. ‘Na 250 kilometer weet je nooit hoe iemand ervoor staat. In een grote ronde moet je drie weken goed zijn, maar op een WK kun je ook geluk hebben. Dan maakt het helemaal niet uit of het parcours je op het lijf geschreven is. Ik was in 1985 ook geen favoriet, maar won wel. Als Tom zondag niet de beste is, dan moet hij in elk geval de slimste zijn.’
CV
1946 Geboren 3 december
1968 olympisch goud 100 km
ploegentijdrit
1970 2de in Tour de France
1971 2de in Tour de France, Nederlands kampioen op de weg,
1973 Nederlands kampioen op de weg
1976 tweede in Tour de France, 1ste Waalse Pijl
1977 1ste Parijs-Tours
1978 tweede in Tour de France
1979 tweede in Tour de France, 1ste Parijs-Tours
1980 eindzege Tour de France
1982 tweede in Tour de France
1985 wereldkampioen op de weg
1987 1ste Amstel Gold Race
Zoetemelk won 10 Touretappes en werd tweemaal verkozen tot Sportman van het Jaar
Foto Stefan Vanfleteren
2 keer gewijzigd. Laatste wijziging: 29/09/2018 22:33 door Anony.